Hoge Raad zet streep door wijze van belastingheffing in box 3 – wat betekent dat voor ondernemers?
dinsdag 2 juli 2024
In 2021 oordeelde de Hoge Raad dat de wijze van belastingheffing in box 3 in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Vervolgens werd in 2022 de zogeheten Herstelwet ingevoerd. Maar begin juni 2024 verwees de Hoge Raad ook de Herstelwet naar de prullenbak. En wel om dezelfde reden: de berekening van belastingheffing op basis van een forfaitair rendement is onrechtvaardig. Wat betekent deze uitspraak voor ondernemers?
Forfaitair rendement
Belastingheffing in box 3 richt zich specifiek op vermogen; onder andere spaargeld, vorderingen, beleggingen, onroerend goed (niet de eigen woning), en andere vermogensbestanddelen. Om het belastbare inkomen uit vermogen te bepalen wordt (werd) een forfaitair rendement gehanteerd. Dit rendement wordt jaarlijks door de Belastingdienst vastgesteld en varieert afhankelijk van de omvang van het vermogen. Voor kleinere vermogens wordt een lager rendement verondersteld dan voor grotere.
Herstelwet
De box 3-heffing was oorspronkelijk bedoeld om vermogen eerlijk te belasten. Maar omdat het forfaitaire rendement vaak hoger lag dan het daadwerkelijk behaalde rendement - vooral in tijden van lage rente - leidde dit, naar het oordeel van de Hoge Raad in 2021, tot onrechtvaardige belastingheffing. Om beter aan te sluiten bij de werkelijke financiële situatie van belastingplichtigen, werd in 2022 de Herstelwet (officieel: de wet rechtsherstel box 3) ingevoerd.
Nieuwe rekenmethode
De Herstelwet introduceerde een nieuwe methode voor het berekenen van de belasting in box 3. Het vermogen werd onderverdeeld in drie categorieën: banktegoeden, overige bezittingen en schulden, met elk een eigen percentage van het – nog altijd forfaitaire! - rendement. Voor spaarders heeft deze nieuwe methode de problemen doorgaans oplost, want het forfaitaire rendement benadert in de regel het werkelijke rendement op banktegoeden. Maar dat geldt niet voor de categorie overige bezittingen.
Ongelijke behandeling
Voor de categorie overige bezittingen hanteert de Herstelwet dezelfde formule voor het berekenen van het rendement als voorheen. Daarbij wordt uitgegaan van een op gemiddelden gebaseerde fictieve beleggingsmix. Maar de individuele belastingplichtige heeft uiteraard geen enkele garantie dat hij dit gemiddelde rendement zal behalen. Wat natuurlijk zowel voordelig als nadelig voor de belastingplichtige uit kan vallen. Daarmee leidt de Herstelwet, zo oordeelde de Hoge Raad begin juni 2024, tot dezelfde ongelijke behandeling van belastingplichtigen als vóór 2021.
Werkelijk rendement en compensatie
De uitspraak van de Hoge Raad betekent dat belastingbetalers minder belasting hoeven te betalen als hun werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement dat eerder werd toegepast, en dat belastingbetalers die op basis van dit forfait teveel box 3-regeling belasting hebben betaald, moeten worden gecompenseerd. Het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement.
Teruggaaf
Om het werkelijke rendement te kunnen vaststellen heeft de Hoge Raad een aantal regels opgesteld. Uitgangspunt is dat het rendement op het gehele vermogen in box 3 wordt betrokken en niet alleen het rendement op één bepaalde categorie. Op basis van de vergelijking van het werkelijke en het forfaitaire rendement kun je dan bepalen of teruggaaf vragen zinvol is. Belangrijk is dat bij het werkelijk rendement ook gerealiseerde als ongerealiseerde rendementen meetellen (zoals koersresultaten op een effectenportefeuille). Daarnaast mogen uitsluitend rentekosten op box 3 schulden als kosten in mindering worden gebracht, hetgeen vraagtekens zal opleveren bij beleggers in onroerend goed. Het is raadzaam om bij een eventueel teruggaafverzoek professioneel advies in te winnen van een accountant of fiscalist (en dus ook om diens kosten mee te nemen in je afweging voor een teruggaafverzoek).
Toekomstgerichte oplossing voor BV-ondernemers: fiscale optimalisatie
Als directeur-grootaandeelhouder van een BV kun je ook voor een heel andere oplossing kiezen waardoor je box 3 heffing ontloopt, te weten fiscale optimalisatie. Concreet: je kunt bepaalde privébeleggingen, zoals een effectenportefeuille, onder voorwaarden overdragen aan je BV, waardoor het betreffende vermogen niet langer in box 3 valt, maar onder vennootschapsbelasting. En dat kan belastingvoordelen opleveren. Ook als je fiscale optimalisatie overweegt is ons advies, vanwege de complexiteit en de fiscale gevolgen ervan, om een accountant of fiscalist te raadplegen. De specialisten van Brabant Accountants helpen je graag verder.
Frank van Liempt | Brabant Accountants
0412-632070
f.vanliempt@brabantaccountants.nl